De farao laat de pasgeboren jongens in de Nijl gooien (Exodus 1). Mozes wordt gered doordat zijn moeder hem in een mandje aan de Nijloever te vondeling legt (Exodus 2). Tachtig jaar later kondigt Mozes bij de farao aan dat de HEER plagen over Egypte zal zenden. De eerste plaag is dat het Nijlwater in bloed verandert (Exodus 7).

Het water van de Rietzee (de Rode Zee) wijkt om het volk Israël vrije doorgang te geven na hun uittocht uit Egypte (Exodus 14).

In het Bijbelboek Exodus staat dat Mozes van de HEER de opdracht krijgt het volk Israël uit Egypte mee te nemen de woestijn in, op weg naar het beloofde land. Vlak voordat ze dit land binnengaan moet Mozes deze taak overdragen aan Jozua (Deuteronomium 31:14).

Jozef werd door zijn broers in een put gegooid (Genesis 37).

Paulus vervolgde de christenen en werd na zijn bekering een dienstknecht van God.

Marcus is de schrijver van een van de vier evangeliën.

In psalm 137 gebruikt de dichter eerst de naam Sion en vanaf vers 5 de naam Jeruzalem. De Israëlieten zitten treurend aan de rivieren van Babel en denken met weemoed terug aan hun stad.

Dit is een waar gebeurde geschiedenis. Jezus roept Zacheüs uit de boom naar beneden en wil bij hem in huis komen (Lucas 19).