2813 actieve gebruikers Inloggen bestaande gebruiker Aanmelden nieuwe gebruiker Naar mobiele versie |
||||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
In het Bijbelboek Exodus (=uittocht) beschrijft Mozes de onderdrukking van het volk Israël in Egypte en de bevrijding daaruit. Exodus begint met het noemen van de volgende namen: Ruben, Simeon, Levi, Juda, Issachar, Zebulon, Benjamin, Dan, Naftali, Gad en Aser.
Wie zijn zij?
De zonen van Israël (dat is Jakob) waren samen met hem naar Egypte gekomen, waar Jozef onderkoning was. In totaal waren er zeventig personen die van Israël afstamden met hem meegegaan naar Egypte.
Aan welke machthebbers is, in de tijd van Daniël, de macht overgegaan en hebben een einde gemaakt aan de regering van koning Belsassar, de koning der Chaldeeën?
De dood van koning Belsassar betekende het einde van het Babylonische wereldrijk. Dit wordt het begin van het rijk van de Meden en Perzen. De betekenis van de naam Belsassar -'Bel, bescherm de koning'- is een bewijs van onmacht van de god die hij vereerde en die zijn dood niet kon voorkomen.
Elk van de 'kleine profeten' schrijft op zijn manier en soms naar aanleiding van een situatie of gebeurtenis. Maar altijd is het omdat God zegt dat ze zijn woorden moeten overbrengen aan het volk.
De aanleiding van Joëls prediking is een natuurramp.
Welke?
Het begin van het Bijbelboek Joël vertelt over een sprinkhanenplaag.
In het eerste vers van het boek Amos wordt gesproken over een aardbeving, maar die aardbeving vond plaats twee jaar na het begin van Amos' optreden.
De apostel Paulus schrijft aan het eind van zijn leven aan zijn medewerker Timoteüs: "Nu wacht mij ........ die de Heer, de rechtvaardige rechter, aan mij zal geven."
De Bijbel zegt: "Nu wacht mij de erekrans van de gerechtigheid die de Heer, de rechtvaardige rechter, aan mij zal geven op de grote dag; en niet alleen aan mij, maar aan allen die naar zijn komst hebben uitgezien." (2 Timoteüs 4:8).
© 2015 - Martin van Toll Producties |