Koning Amasja (Amazia) van Juda komt uit een bloeddorstige familie. Zo besluit zijn overgrootmoeder om alle koningskinderen (haar kleinkinderen) te doden en zijn vader Joas doodt zijn pleegbroer Zecharia, de zoon van Jojada.
“Toen Amasja de macht eenmaal stevig in handen had, liet hij de hovelingen die zijn vader hadden vermoord, ter dood brengen. Maar hun kinderen doodde hij niet.”
Waarom niet?
De Bijbel zegt: “Toen Amasja de macht eenmaal stevig in handen had, liet hij de hovelingen die zijn vader hadden vermoord ter dood brengen. Maar hun kinderen doodde hij niet, want hij hield zich aan wat geschreven staat in het boek van Mozes, in de wet die door de HEER is opgelegd: ‘Ouders zullen niet sterven om wat hun kinderen hebben misdaan, en kinderen niet om de misdaden van hun ouders; alleen om wat iemand zelf misdaan heeft, zal hij sterven (2 Kronieken 25:3-4)."
Voor de priesters die uit de ballingschap terugkeerden was het van het grootste belang dat ze stonden opgetekend in het ........ .
Het geslachtsregister geeft aan uit welke stam men geboren was. In de tijd van Ezra was het bijvoorbeeld belangrijk of men uit Levi geboren was via de lijn van Aaron omdat men alleen dan priesterdienst mocht verrichten (Ezra 2:61,62).
Jezus is in Kafarnaüm en bezoekt een synagoge. Daar is ook een mens met een onreine geest aanwezig, die roept dat hij wel weet wie Jezus is.
Jezus spreekt hem streng toe en zegt: "Zwijg en ga uit hem weg!" De omstanders zijn verbijsterd als zij zien wat er gebeurt en zeggen: "Wat is dit (allemaal)?"
Hoe omschrijven ze vervolgens hetgeen ze meemaken?
Iedereen is zo verbijsterd dat ze tegen elkaar zeggen: "Wat is dit allemaal? Een nieuwe leer met groot gezag! Zelfs als Hij onreine geesten een bevel geeft, wordt Hij gehoorzaamd." Zie Marcus 1:27.
De gemeente in Jeruzalem besluit Barnabas naar Antiochië te sturen. Als Barnabas daar aankomt, ziet hij wat God heeft bewerkt.
Hij is hier erg blij mee en spoort alle gelovigen aan om ........ .
Barnabas spoort de gelovigen aan om standvastig en trouw te zijn. Zie Hand. 11:23.