Jozua mag het volk Israël, dat veertig jaar door de woestijn heeft getrokken, naar het beloofde land brengen.
Van wie neemt Jozua deze taak over?
In het Bijbelboek Exodus staat dat Mozes van de HEER de opdracht krijgt het volk Israël uit Egypte mee te nemen de woestijn in, op weg naar het beloofde land. Vlak voordat ze dit land binnengaan moet Mozes deze taak overdragen aan Jozua (Deuteronomium 31:14). Aäron is de broer van Mozes; Jozef is degene die door zijn broers in een put gegooid werd (Genesis 37) en Abraham is de eerste aartsvader van het volk Israël (Genesis 12).
WAAR of NIET WAAR: De dichter van Psalm 23 vergelijkt zichzelf met dit dier.
In Psalm 23 is David aan het woord. Hij gebruikt de beeldspraak van het schaap en de herder als hij zegt:
"Een psalm van David.
De HEER is mijn herder,
het ontbreekt mij aan niets.
Hij laat mij rusten in groene weiden
en voert mij naar vredig water,
Hij geeft mij nieuwe kracht
en leidt mij langs veilige paden
tot eer van zijn naam.
Al gaat mijn weg
door een donker dal,
ik vrees geen gevaar,
want U bent bij mij,
uw stok en uw staf,
zij geven mij moed.
U nodigt mij aan tafel
voor het oog van de vijand,
U zalft mijn hoofd met olie,
mijn beker vloeit over.
Geluk en genade volgen mij
alle dagen van mijn leven,
ik verblijf in het huis van de HEER
tot in lengte van dagen."
(De auteur is zelf herder geweest en later werd hij koning van Israël.)
In het evangelie volgens Marcus staat dat de mensen bepaalde personen bij Jezus willen brengen om ze door Hem te laten aanraken. De leerlingen (discipelen) hebben daar kritiek op.
Dan zegt Jezus: "Laat de ........ bij Me komen, houd ze niet tegen, want het koninkrijk van God behoort toe aan wie is zoals zij."
Jezus is voor iedereen gekomen. Toch worden in dit Bijbelgedeelte specifiek de kinderen bedoeld. Ook op andere plaatsen stelt Jezus kinderen als voorbeeld en zegt Hij tegen de omstanders dat ze 'moeten worden als de kinderen'.
Paulus heeft de christenen vervolgd. Na zijn bekering heeft hij veel gereisd en brieven geschreven. In zijn brief aan de christenen in Rome geeft Paulus aanwijzingen voor het leven van een christen, zoals: "Zolang wij leven, ........ ."
De Bijbel zegt: "Zolang wij leven, leven we voor de Heer; en wanneer wij sterven, sterven we voor de Heer. Dus of we nu leven of sterven, wij zijn van de Heer". (Romeinen 14:8).