De Bijbel begint met het verhaal over het ontstaan van de hemel en de aarde. Het scheppingsverhaal legt uit dat de zon, de planten, de dieren, de zeeën en de mensen allemaal door God zijn gemaakt. Eigenlijk is dit eerste hoofdstuk ook geschikt om God voor te stellen aan de mensen. God is degene die de hemel en aarde gemaakt heeft.

De geboorte van Jezus is niet het eerste verhaal in de Bijbel, maar wel een van de eerste verhalen van het Nieuwe Testament. De verhalen over de ark van Noach en de tien plagen in Egypte staan in de Bijbel na het scheppingsverhaal.

We denken wel eens dat alle Schotten roodharig zijn. Maar dat is natuurlijk niet zo. Elke Nederlander is ook niet blond. Ook de Joden waren een divers gezelschap. In de Bijbel staat het uiterlijk beschreven van een ‘man Gods’. We hebben het over David, de held die reus Goliat met één steen neerhaalde. Van hem zegt de Bijbel: "Het was een knappe jongen met rossig haar en sprekende ogen. En de HEER zei: ‘Hem moet je zalven. Hij is het.’ Samuel nam de hoorn met olie en zalfde hem te midden van zijn broers.' Van toen af aan was David doordrongen van de geest van de HEER." (1 Samuel 16:12).

In het eerste hoofdstuk van het Bijbelboek Daniël worden deze vier jongemannen een aantal keer samen genoemd. In hoofdstuk 2 is sprake van 'Daniël en zijn vrienden'.

Jezus belooft zijn apostelen de heilige Geest en zegt dat ze daarop moeten wachten in Jeruzalem (Handelingen 1:4-8).