Op de tiende dag van de eerste maand, de maand Abib, wordt het offerdier uitgekozen en afgezonderd. Op de veertiende dag wordt het in de avondschemering geslacht en bereid. Het Pesachmaal wordt diezelfde nacht gevierd. Dan wordt er zeven dagen ongedesemd (=ongezuurd) brood gegeten, van de avond van de veertiende dag tot de avond van de eenentwintigste dag van de eerste maand.

Het scheuren van de kleding, het strooien van as (stof) op het hoofd en het uittrekken van de haren van baard en hoofd waren veelal de uiterlijke tekenen van rouw en boetedoening.

Vaak werd God aangeduid als de God van Abraham, Isaak en Jakob. Maar Jona heeft hier met mensen te maken die waarschijnlijk nog nooit van Abraham, Isaak en Jakob gehoord hebben. Voor hen was het belangrijk te weten dat God de Schepper is van hemel, zee en land.

In het Bijbelboek Jeremia begint een boodschap van God vaak met de woorden: “Dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël.” (HSV: “Zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël.”). Zie bijvoorbeeld Jeremia 7:3, 21; 16:9; 19:3,15.

De Bijbel zegt: "Daarom, zoals door één mens de zonde in de wereld is gekomen en door de zonde de dood, en de dood voor ieder mens is gekomen omdat ieder mens heeft gezondigd ..."