De Bijbel begint met het verhaal over het ontstaan van de hemel en de aarde. Het scheppingsverhaal legt uit dat de zon, de planten, de dieren, de zeeën en de mensen allemaal door God zijn gemaakt. Eigenlijk is dit eerste hoofdstuk ook geschikt om God voor te stellen aan de mensen. God is degene die de hemel en aarde gemaakt heeft.

De geboorte van Jezus is niet het eerste verhaal in de Bijbel, maar wel een van de eerste verhalen van het Nieuwe Testament. De verhalen over de ark van Noach en de tien plagen in Egypte staan in de Bijbel na het scheppingsverhaal.

De Levieten waren door God uitgekozen om Hem te dienen.

Ze behoorden tot de stam van Levi, die niet had meegedaan met de aanbidding van het gouden kalf in de woestijn.

In het gebied waar Jezus leefde en optrad –rondom het meer van Galilea– was visserij voor veel mensen een belangrijke bron van inkomsten. Ook een paar leerlingen van Jezus waren vissers. Dankzij archeologische gegevens en informatie uit het Nieuwe Testament is het mogelijk een goed beeld te schetsen van visserij in de tijd van Jezus.

Een deel van 'Het onze Vader', zoals dit gebed genoemd wordt, staat vermeld in het evangelie volgens Lucas. Het gebed, zoals het bekend is, begint met "Onze Vader, die in de hemel bent." (Dit staat niet in Lucas.) Gevolgd door: "Laat uw naam geheiligd worden." Of, meer bekend: "Onze vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd, uw koninkrijk kome."