Jozef, de zoon van aartsvader Jakob, kwam in Egypte terecht, trouwde en kreeg twee zonen die hij Manasse en Efraïm noemde.

"Nog voordat de periode van hongersnood aanbrak, kreeg Jozef twee zonen bij Asnat, de dochter van Potifera, de priester uit Heliopolis." (Genesis 41:50).

De profeet Ezechiël moet van God de profeten van Israël aanklagen. Ze zijn slechte profeten, hun visioenen zijn bedrieglijk en hun voorspellingen vals. Ze worden door God jakhalzen genoemd die leven tussen ruïnes.

De Bijbel zegt: "Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en diens broer Johannes met zich mee een hoge berg op, waar ze alleen waren."

In Handelingen 1 staat dat Lucas verder gaat met zijn vertelling, nadat de Heer is opgevaren naar de hemel.

Het is een duidelijk reisverslag met alle gebeurtenissen daarbij.