De Midjanieten (Midianieten) worden door Gideon en zijn leger van slechts 300 man weggejaagd (Rechters 6 en 7).

Met name Simson ging de strijd aan tegen de Filistijnen (Rechters 13 e.v.), maar ook David stond tegenover een Filistijn: de reus Goliat (1 Samuel 17).

De Israëlieten werkten als slaven voor de Egyptenaren en God bevrijdde hen door Mozes (Exodus  e.v.).

Spreuken 14:31 zegt: "Wie een arme onderdrukt, beledigt zijn schepper, wie naar een behoeftige omziet, brengt Hem eer."

'Hem' verwijst dus naar 'de schepper'.

In de Bijbel is zorg voor de armen een bekend thema.

Zie ook bijvoorbeeld vers 21: "Wie zijn medemens veracht, is een zondaar, gelukkig hij die zich bekommert om de armen."

De geestelijke leiders van het volk willen niet geloven dat de man genezen is. Ze roepen zijn ouders ter verantwoording. Zij vertellen de leiders dat het inderdaad hun zoon is en dat hij vanaf zijn geboorte blind is. Zie Johannes 9.

De Bijbel zegt: "..... om nu, in deze tijd, zijn gerechtigheid bewijzen: Hij laat zien dat Hij rechtvaardig is door iedereen vrij te spreken die in Jezus gelooft." (Romeinen 3:25-26).