Het volk van Israël vraagt aan Rechabeam om het zware juk van zijn vader te verzachten. Rechabeam spot en maakt het juist zwaarder.

Het noordelijke deel van Israël keert zich dan af van Rechabeam; alleen de stammen Juda en Benjamin (en een aantal Levieten) blijven Rechabeam trouw.

De echte reden was echter dat koning Salomo Gods verbond had verlaten (1 Koningen 11:9-13) en God het rijk afscheurt.

Jerobeam wordt koning van het noordelijke rijk. Hij is geen familie van Salomo maar een ambtenaar.

Van deze koning Belsassar wordt in het boek Daniël slechts één nacht van zijn leven beschreven. Het is de nacht waarin hij een feestmaal houdt voor 1000 machthebbers en de gouden en zilveren bekers laat halen die door zijn vader Nebukadnessar uit de tempel van Jeruzalem zijn geroofd. Dan verschijnt er een hand die tekens schrijft op de muur.

Jezus pakte de blinde man bij de hand, bracht hem buiten het dorp en deed vervolgens wat speeksel op zijn ogen. Hij genas de man wel, maar niet direct. Hij nam hem eerst mee buiten het dorp.

De engel van de Heer geeft Petrus verschillende opdrachten, maar nadat de ketens van zijn handen zijn gevallen zegt de engel tegen hem 'doe je gordel om.' Zie Hand. 12:7 en 8.