In de Bijbel zegt God tegen Salomo: "Daarom zal Ik het koningschap van je losscheuren en het aan een van je ondergeschikten geven. Maar omwille van je vader David zal Ik wachten tot na je dood, en pas je zoon het koningschap ontnemen. En omwille van mijn dienaar David en omwille van Jeruzalem, de stad die Ik heb uitgekozen, zal Ik je zoon niet het hele koninkrijk ontnemen; één stam zal Ik hem laten houden." (1 Koningen 11:11-13).

David bidt, omdat hij een grote nood heeft, in Psalm 55 drie keer per dag tot God. In de morgen, in de middag en in de avond.

Paulus verwijst in Handelingen 22:3 naar Gamaliël, als zijn leermeester.

Hillel was, volgens de overlevering, de grootvader van Gamaliël. Nikodemus was een farizeeër, die 's nachts naar Jezus toe kwam (Johannes 3). Stefanus was de eerste christelijke martelaar (Handelingen 9).

De soldaten brachten het opschrift aan: "Dit is Jezus, de koning van de Joden." Zonder dat ze er erg in hadden, schreven ze dus de waarheid. Jezus was echter geen koning van een aards koninkrijk maar van het koninkrijk van de hemel waar Hij het zo vaak over had gehad.

Op het opschrift stond volgens Johannes 19:19 ook nog dat Jezus uit Nazaret kwam.