Genesis vertelt over de ontmoeting tussen Jakob en Esau, nadat Jakob jarenlang van huis geweest is. Esau wil samen optrekken op weg naar huis, maar Jakob wil in zijn eigen tempo reizen.
Welke reden geeft hij hiervoor?
Jakob had twintig jaar bij zijn schoonvader gewoond en gewerkt en had in die tijd veel kinderen, knechten en vee verworven (Genesis 32:6). Eerst was Jakob bang om Esau te ontmoeten, want hij dacht dat Esau hem wilde doden, maar Esau was alleen maar blij om zijn broer weer te zien. Toch wilde Jakob niet samen met Esau verder naar huis reizen, omdat hij voor zijn vee wilde zorgen. "Als de zogende schapen, geiten en runderen ook maar één dag worden opgejaagd, gaan ze allemaal dood," zei Jakob.
Tijdens het 25e jaar van de ballingschap in Babel, ontvangt de profeet Ezechiël een visioen (droombeeld) over de nieuwe tempel. Hij ziet een man die eruit ziet alsof hij van brons is.
Wat heeft de man in zijn hand?
In een goddelijk visioen zag Ezechiël een man met een linnen koord en een meetstok. De meetstok was 6 el lang, met per el een handbreedte extra. De man ging de maten nemen van alle vertrekken van de tempel. Ezechiël moest goed opletten wat hij zag, want hij moest alles aan de Israëlieten vertellen.
Er moet een vervanger voor Judas komen. Het zal een van de mannen moeten worden die "getuige is geweest van het leven van Jezus"
Vanaf welk moment moet hij getuige zijn geweest?
In Hand. 1:21 en 22 staat: "Daarom moet een van de mannen die steeds bij ons waren toen de Heer Jezus onder ons verkeerde, vanaf de doop door Johannes tot de dag waarop Hij in de hemel werd opgenomen, samen met ons getuigen van zijn opstanding."
Twee brieven in het Nieuwe Testament zijn geschreven door de apostel Petrus. Hij zegt dat er destijds onder het volk ook valse profeten optraden en zo 'zullen er ook onder u dwaalleraren verschijnen'.
Waar zullen zij mee komen?
Petrus noemt deze dwaalleraren overmoedig, arrogant, redeloze dieren, droogstaande bronnen, mistflarden en zegt dat hun een diepe duisternis wacht. Hij noemt de valse leraren zelfs vervloekt!
De omschrijving 'verderfelijke ketterijen' mag de indruk wekken dat ze zo erg zijn dat ze wel zullen worden opgemerkt. 'Verderfelijke' slaat echter op het resultaat, niet op het manifest karakter. Jakobus zegt van zulke leer (1:16): "Vergis u niet." Ook Paulus geeft aan dat zulke ketterijen niet ver weg zijn, maar onder ons moeten plaatsvinden (1 Korintiërs 11:19).