In Genesis, het eerste boek van de Bijbel, wordt verteld over de aartsvaders van het volk Israël.
Dit zijn Abraham, ........ en Jakob.
Vanaf Genesis 12 wordt verteld over Abraham (toen nog Abram).
In Genesis 21 wordt Isaak geboren, als zoon van Abraham en Sara.
Genesis 25 vertelt vanaf vers 19 over de zonen van Isaak: Jakob en zijn tweelingbroer Esau.
David is de tweede koning van Israël en komt pas later in de geschiedenis van Israël voor.
In het Oude Testament van de Bijbel staan de verhalen over de koningen van Israël. Als de profeet Samuel naar Betlehem gaat om David tot koning te zalven, is David niet thuis.
Wat is hij aan het doen?
David is schaapherder en hij is met de kudde op pad. Zijn vader Isaï heeft hem geen bericht gestuurd over de komst van Samuel. Pas als blijkt dat de HEER geen van de andere zonen heeft gekozen om gezalfd te worden, wordt David naar huis geroepen.
Ester is een Joods meisje dat door koning Ahasveros tot koningin is gekozen tijdens de ballingschap in Babylonië.
Kon een bevel van deze koning, verzegeld met zijn zegelring, herroepen worden?
Het ging hier om de 'wet van Meden en Perzen'; een wet die onherroepelijk was en dat gold ook voor de koning.
De uitdrukking die tegenwoordig nog steeds gebruikt wordt als iets absoluut vaststaat is hiervan afgeleid.
Na de vier evangeliën in het Nieuwe Testament van de Bijbel volgt het boek Handelingen. Hierin wordt het doen en laten van de apostelen, na de hemelvaart van Jezus, beschreven.
In welke plaats beginnen zij met hun werk?
In de Bijbel staat dat Petrus spreekt tegen de inwoners van Jeruzalem.