De HEER God legde in het oosten, in Eden, een tuin aan en daarin plaatste Hij de mens die Hij had gemaakt.
Waarom bracht de HEER God, de mens in deze tuin?
In Genesis 2:15 staat: "De HEER God bracht de mens dus in de tuin van Eden, om die te bewerken en erover te waken."
In het boek Spreuken staan wijze raadgevingen.
Een ervan gaat over het borg staan voor een ander.
Doe dit niet te snel en te lichtvaardig, want het gevolg kan zijn ........ .
Spreuken 22:26 waarschuwt dat je je bed kunt kwijtraken als je borg staat en toch niet kunt voldoen.
In onder andere het evangelie volgens Matteüs wordt gesproken over farizeeën en sadduceeën. Beide groeperingen hebben geprobeerd Jezus te betrappen op onjuistheden in zijn leer.
Sadduceeën zijn wetgeleerden die niet geloven in ........ .
De sadduceeën waren rijke, ontwikkelde en voorname Joden. Zij hadden veel waardering voor de Griekse beschaving. Ze kwamen, meer dan de farizeeën, uit hogere standen.
Als Paulus in Troas komt om het evangelie van Christus te verkondigen, geeft de Heer hem daartoe goede mogelijkheden.
Paulus vindt echter geen rust omdat hij ........ niet aantreft.
2 Korintiërs 2:13 zegt: "Maar ik vond geen rust, omdat ik mijn broeder Titus niet aantrof."