De Bijbel beschrijft de 'opstand' van Mirjam en Aäron, zus en broer van Mozes. Zij vonden dat zij ook geroepen waren om leiding te geven. Eldad en Medad profeteerden in het kamp. Nadab en Abihu waren zonen van Aäron, die vreemd vuur naar het altaar brachten en stierven. Datan en Abiram kwamen samen met anderen in opstand en beschuldigden Mozes en Aäron ervan dat ze zich verheven voelden boven de gemeenschap van de HEER.

De schrijver vergelijkt haar schoonheid met een ring in de neus van een varken; bepaald geen vleiend woord!

In vers 16 van ditzelfde hoofdstuk (Spreuken 11) zegt hij dat de eer voor een vrouw komt door haar bevalligheid.

Een andere vertaling zegt  dat een bevallige vrouw vasthoudt aan haar eer.

De beproevingen van de duivel hebben Hem dus sterker gemaakt.

Wij worden ook opgeroepen om ons te onderwerpen aan God en ons te verzetten tegen de duivel.

Jakobus laat zich wat betreft ware godsdienst uit op drie punten: de zorg voor minderbedeelden, onberispelijk zijn en het beteugelen van de tong.