De ezelinnen van de Benjaminiet Kis zijn zoek. Hij draagt zijn zoon Saul op om ze te zoeken, die na een driedaagse zoektocht in het plaatsje Suf belandt. Daar blijkt de profeet/ziener Samuel te zijn. Saul gaat hem raadplegen om de ezelinnen terug te vinden. Maar intussen heeft de HEER de komst van Saul al aan Samuel duidelijk gemaakt en gezegd dat hij hem tot koning moet zalven.

God kan alles! Ook zoekgeraakte ezels kan hij gebruiken om een nieuwe koning te vinden!

De andere bezigheden horen bij de ontmoeting van David met Samuel (schapen hoeden, 1 Samuel 16:11); van Elisa met Elia (ploegen, 1 Koningen 19:19); van Jakobus en Johannes met Jezus (visnetten repareren, Matteüs 4:21-22).

Het woord 'halleluja' maakt duidelijk dat deze psalmen Gods volk oproepen de HEER te loven. Het thema is dat de heerschappij van de HEER Hem maakt tot een vaste hulp voor Gods lijdende volk.

In de Bijbel staat dat Cornelius een Romeinse hoofdman was.

Flavius Josephus was een geschiedschrijver en Festus een stadhouder met wie de apostel Paulus te maken kreeg (Handelingen 25).

"De stad schitterde door Gods luister, met een schittering als van een edelsteen, als een kristalheldere jaspis. Ze had een grote, hoge muur met twaalf poorten en bij elke poort stond een engel. Op de poorten waren namen geschreven: de namen van de twaalf stammen van Israëls zonen." (Openbaring 21:11-12).

De namen van deze poorten worden ook genoemd in Ezechiël 48:30-35.