Jozef noemt zijn tweede zoon 'Efraïm': "Want, "God heeft mij vruchtbaar gemaakt in dit land waar ik zoveel te verduren heb gehad." Mozes noemt zijn oudste zoon Gersom, dat is: "Ik ben een vreemdeling geworden, ik woon in een land dat ik niet ken."

"Een land vloeiend van melk en honing" is Gods omschrijving van het beloofde land als Hij voor de eerste keer aan Mozes verschijnt, in de brandende doornstruik.

In Deuteronomium 2:19 wordt gezegd dat ze de Moabieten en de Ammonnieten niet mogen aanvallen, omdat God dat land aan de nakomelingen van Lot had gegeven.

In Jesaja 13:20 staat: "Geen Arabier zal daar zijn tent opslaan, geen herder laat er zijn kudde rusten. Dieren uit de woestijn legeren zich daar, uilen nemen de huizen in bezit."

Johannes schrijft: "Geliefde broeder, uw trouw blijkt uit alles wat u voor de broeders doet, zelfs al kent u hen niet."