Als Mozes volwassen geworden is, zoekt hij zijn volksgenoten op. Hij ziet de zware dwangarbeid die zij moeten verrichten. Ook ziet hij dat een Egyptenaar een Hebreeër slaat. Mozes slaat vervolgens die Egyptenaar dood. De Hebreeërs zijn daar niet blij mee en de farao wil Mozes doden. Daarom vlucht Mozes naar Midjan.

Het is Jona die niet naar Nineve wil en de persoon Israël, dat is Jakob, is ongeveer vierhonderd jaar eerder náár Egypte gekomen in verband met een hongersnood. Hij is daar blijven wonen en uitgegroeid tot het volk Israël.

Gideon dorste tarwe in een wijnpers, uit angst ontdekt te worden door de vijanden (Rechters 6:11-18).

Simson is de rechter die bekendstond om zijn kracht.

Debora is de enige vrouwelijke rechter.

De afgodsbeelden uit psalm 115 zijn gemaakt door mensenhanden en zijn van zilver en goud. Ze hebben een mond, maar kunnen niet spreken, hebben ogen, maar kunnen niet zien, hebben oren, maar kunnen niet horen, hebben een neus, maar kunnen niet ruiken.

Zacheüs is klein van stuk en tollenaar van beroep. Hij wil Jezus graag zien en klimt daarom in een vijgenboom. Jezus ziet hem en roept hem naar beneden.