Koning Achab trouwde met Izebel, de dochter van Etbaäl van Sidon

(1 Koningen 16:31).

Gideon kreeg de bijnaam Jerubbaäl (Rechters 6:32).

De zoon van Achab heette Achazja (1 Koningen 22:52).

Door het laatste visioen begreep hij het bericht dat een man, gekleed in linnen, hem meedeelde. Hierom rouwde hij en kon geen smakelijk voedsel eten of wijn drinken, zo was hij getroffen door wat hij van deze man vernam.

De onreine geest in de synagoge roept naar Jezus en zegt: "Ik weet wel wie Je bent, de heilige van God." Zie Marcus 1:24.

De Bijbel zegt: "Hij riep alle hogepriesters en schriftgeleerden van het volk samen om aan hen te vragen waar de messias geboren zou worden."

De NBV21 spreekt over 'hogepriesters' terwijl de Joodse eredienst slecht één hoofdpriester kent. Letterlijk gaat het om 'overpriesters'; daarvan zijn er meer.
Tot de overpriesters werden, in de tijd van de Bijbel, gerekend:
-de regerend hogepriester
-de plaatsvervanger van de hogepriester
-de vorige hogepriesters
-de hoofden van de vierentwintig ordeningen der priesters  

 (priesterorden).

Ze waren uit de geslachten van Eleazar en Ithamar. Koning David had de priesterlijke families verdeeld in vierentwintig groepen.