Het Griekse woord genesis wordt sinds de oude Latijnse Bijbelvertaling Vulgata gebruikt voor het eerste boek van de Bijbel. Het Griekse woord genesis betekent in het Nederlands oorsprong, begin en wording. "In het begin schiep God de hemel en de aarde."

Als God klaar is met oordelen zal Hij een nieuwe hemel en een nieuwe aarde maken, waar het veilig is en vredig en waar overvloed zal zijn voor iedereen. Deze belofte staat in Jesaja 65; de andere teksten staan in Psalm 89:35, Jeremia 49:11 en Sefanja 3:20.

In de Bijbel vergelijkt Jezus de wereld met wolven als vijanden van de christenen, de schapen. Wolven kwamen veel voor in Jezus' tijd en waren berucht om het plunderen van de kudden.

De Bijbel zegt dat Paulus in een visioen de opdracht kreeg om naar Macedonië te gaan om daar het evangelie te brengen.

Vanuit de Bijbel weten we dat Paulus leerbewerker (tentenmaker) van beroep was en dat hij in zijn eigen onderhoud voorzag. Hij ging echter niet naar Macedonië om tenten te maken.