Pasen (Hebr. Pesach, Aram. Pascha, Gr. Pascha, Eng. Passover) is het feest waarop de Israëlieten de bevrijding en de uittocht uit Egypte herdenken. Het werd als hoogtijd ingesteld toen de Israëlieten nog in Egypte waren. De laatste plaag, de dood van de eerstgeborenen onder mensen en dieren in Egypte, was aanstaande. De HEER droeg de Israëlieten op om het bloed van een volkomen éénjarig lam, genomen voor elk huis, te strijken op de bovendorpel en de beide zijposten van hun huisdeuren.
'Pesach' betekent voorbijgaan: "... wanneer Hij het bloed zien zal aan den bovendorpel en aan de twee zijposten, zo zal de HEERE de deur voorbijgaan, en den verderver niet toelaten in uw huizen te komen om te slaan." (Exodus 12:23, Statenvertaling).
De Israëlieten gehoorzaamden en, volkomen veilig onder beschutting van het bloed, voedden zij zich met het gebraden lam. Wanneer ze in het beloofde land zouden zijn, moesten ze het Pascha houden als een van hun jaarlijkse feesten (Exodus 12:3-28; Leviticus 23:4-8).
Het pascha is een hoogtijdag van God, het is 'des HEEREN pascha'. "In de eerste maand, op den veertienden der maand, tussen twee avonden is des HEEREN pascha." (Leviticus 23:5, Statenvertaling).
Het pascha valt op de 14e dag van de eerste maand van de godsdienstige kalender van Israël. "In de eerste maand, op den veertienden der maand, tussen twee avonden is des HEEREN pascha." (Leviticus 23:5, Statenvertaling).
De 14e van de maand Abib (of Nisan) valt in maart of april. In 2013 bijvoorbeeld viel de dag op 25 maart, in 2016 op 22 april. Het begin van een nieuwe maand wordt bij de Joden bepaald door de maankalender, welke afwijkt van de in Nederland, België en vele andere landen gebruikelijke zonnekalender.
'Tussen twee avonden' is tussen 12.00 uur (begin van de neergang der zon) en 18.00 uur (ondergaan van de zon), of tegen het vallen van de avond, tussen 15.00 en 18.00 uur, of tussen 18.00 (ondergaan van de zon) en 19.30 (wanneer het donker is geworden) uur. Hierover bestaat verschil van inzicht.
Reeds op de 10e van de eerste maand moest het lam worden gekozen. Het moest een gaaf eenjarig mannetje zijn, een schaap dan wel een geit. Het dier moest tot de 14e bij het gezin blijven.
Op de 14e moest het worden geslacht tussen de twee avonden. De botten mochten niet gebroken worden.
Het paasfeest houdt een offerdienst in.
"En het zal gebeuren, als uw kinderen tegen u zullen zeggen: Wat betekent deze dienst voor u? dat u moet zeggen: Dit is een Pascha-offer voor de HEERE, Die in Egypte de huizen van de Israëlieten voorbijging, toen Hij de Egyptenaren trof en onze huizen bevrijdde. Toen knielde het volk en boog zich neer." (Exodus 12:26-27, HSV).
Het paaslam werd gegeten op de 15e van de eerste maand, in de avond. Daarbij werden ongezuurd (=ongedesemd) brood en bittere kruiden gegeten.
Bron: Christipedia.nl