Jozef nam Simeon als onderpand om er zeker van te kunnen zijn dat zijn broers nog eens zouden komen. Simeon moest geruime tijd in Egypte wachten op de tweede komst van zijn familie.

Besnijdenis is het teken van het verbond dat God met Abraham heeft gesloten. Als God aan Mozes verschijnt bij Horeb zegt God: "Ik ben de God van je vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob." God denkt aan zijn verbond met hen. Mozes moet zich ook aan dat verbond houden.

Bij de laatste plaag in Egypte zouden alle eerstgeborenen sterven. Alleen in de huizen van de Israëlieten, die bloed aan de bovendorpel en aan de beide deurposten hadden gestreken, zou dat niet gebeuren. Daar zou de doodsengel voorbijgaan (Exodus 12).

Nadat de Israëlieten God en Mozes verwijten maken, sterven velen van hen door de beet van een giftige slang. Dan zegt de HEER dat Mozes een koperen slang moet laten maken en die op een staak moet zetten. Iedereen, die door een slang gebeten was en zijn ogen op die koperen slang richtte, bleef in leven (Numeri 21:4-9).

Kenmerkend voor Johannes de Doper was zijn mantel van kameelhaar met een leren gordel om zijn middel. Deze kleding was gemaakt om in de woestijn te dragen, waar Johannes veel was. Mensen die in dorpen en steden woonden droegen in die tijd een opperkleed en een onderkleed.

Jakobus zegt in Jakobus 1:27 niets over het bezoeken van gevangenen.