Adam en Eva mochten niet in het paradijs blijven wonen omdat ze ongehoorzaam zijn geweest aan God. Ze hadden de belofte van God wel gehoord: iemand uit hun nageslacht zou alles weer in orde maken. Toen Kaïn werd geboren dachten ze misschien wel dat hij de beloofde was.

Wij weten nu, dat het Jezus is geweest. Hij is voor de zonden gestorven en is weer opgestaan. Nu is door het geloof een nieuwe relatie met God mogelijk. Lees hierover in Genesis 3 en 4.

Als Samuel de oudste zoon van Isaï ziet, denkt hij dat dit de nieuwe koning moet zijn, maar de HEER zegt: "De mens kijkt naar het uiterlijk, maar de HEER kijkt naar het hart." (1 Samuel 16:7).

Als Samuel vraagt of dit al de zonen zijn, zegt Isaï dat de jongste er niet bij is omdat hij de schapen en geiten hoedt.

Als uiteindelijk David thuiskomt, zegt de HEER: "Hem moet je zalven. Hij is het."

Als de koning iemand de scepter toereikte dan was hij hem of haar toegenegen. Wees hij echter met de scepter naar beneden dan betekende dat de dood.

Stefanus wordt, op grond van valse getuigenverklaringen, gevangengenomen. Hij vertelt vrijmoedig over zijn Heer en wordt gedood door steniging (Handelingen 6 en 7).