Kernpunten
Sefanja in vogelvlucht
Diepe rouw, langdurige droefheid, onophoudelijk mishandelen, voortdurende vervolging en dreigende straf leiden tot hopeloosheid en wanhoop. ‘Als ik maar…’ roepen we uit terwijl we ons suf piekeren over een manier om eruit te komen en naar de hemel opzien om uitredding. Als we maar een glimpje hoop hadden, konden we moed vatten en doorgaan, alles tot het einde toe verdragen.
Hoop is de zilveren lichtstraal, die door de donkere wolken heen breekt, woorden van troost op de Intensive Care, een brief uit een ver land, de eerste vogel vroeg in het jaar op een met sneeuw bedekte tak, en de eindstreep in zicht. Het is een regenboog, een lied, een lieve aanraking. Hoop is het kennen van God en rusten in zijn liefde.
Als profeet van God had Sefanja de plicht de waarheid te spreken. En dat deed hij heel duidelijk…hij stortte oordelen en vreselijke straf uit over alle mensen die de Here God weerstonden. Gods vreselijke toorn zou alles in het land wegvagen en vernietigen. ‘Mens en dier zullen verdwijnen, vogels en vissen zullen sterven. Ook de goddelozen en alle afgodsbeelden die zij aanbidden, zal Ik uitroeien’, zegt de Here (1:3).
Niets en niemand in het land kon nog ontsnappen. En die vreselijke dag zou snel komen: ‘De grote dag van de Here breekt spoedig aan! Hij komt snel dichterbij, dan zullen zelfs de dapperste mannen het uitschreeuwen. Die dag is een dag van Gods toorn, een dag van wanhoop en angst, van vernieling en vernietiging, van donkerheid, wolken en dikke duisternis’ (1:14, 15). Wij kunnen ons de benauwdheid en wanhoop die zijn toehoorders moesten voelen, voorstellen. Zij waren schuldig verklaard en ten dode opgeschreven.
Maar ondanks deze vreselijke uitspraken is er ook hoop. Het eerste hoofdstuk van Sefanja is vol verschrikking. In hoofdstuk 2 verschijnt echter een gefluisterde belofte. ‘Laten de nederigen die de Here gehoorzamen, Hem om redding smeken. Wees nederig en rechtvaardig. Misschien zal de Here u op die dag sparen’ (2:3). Enkele verzen verder lezen we over ‘de weinige overlevenden van de stam Juda’ (2:7), die hersteld zullen worden.
Uiteindelijk groeit in hoofdstuk 3 het kalme refrein uit tot een machtig crescendo van Gods bevrijding en redding voor de mensen die Hem trouw zijn gebleven. ‘Breek uit in gejubel, dochter van Sion! Juich, Israël! Verheug u, wees vrolijk met heel uw hart, dochter van Jeruzalem! Want de Here heeft uw vonnis ongeldig verklaard en uw vijand vernietigd. De koning van Israël, de Here , is bij u! U hoeft nergens meer bang voor te zijn’ (1:14, 15). Dit is ware hoop, gegrondvest in de kennis van Gods rechtvaardigheid en in zijn liefde voor zijn volk.
Als jij Sefanja leest, luister dan goed naar de woorden van oordeel. God vat de zonde niet licht op en het wordt altijd gestraft. Maar laat je bemoedigen door de woorden van hoop: onze God regeert en Hij zal de zijnen bevrijden. Neem je voor om bij dat trouwe overblijfsel te horen, de mensen die de levende God nederig eren en gehoorzamen.
Met toestemming overgenomen van Royal Jongbloed uit Het Boek © 2008 Biblica. All rights reserved.