2850 actieve gebruikers Inloggen bestaande gebruiker Aanmelden nieuwe gebruiker Naar mobiele versie |
||||
Kernpunten
Οbadja in vogelvlucht
Een gerimpeld gezichtje, kleine handjes met piepkleine nageltjes, een huidje dat vervelt en miniatuuroogjes, -neusje en -mond: ze is pas geboren. Na maanden van vorming kwam ze ter wereld en bij haar familie.
‘Ze heeft de ogen van haar moeder’, ‘ik kan wel zien wie haar ouders zijn’, ‘ze heeft jouw neus’ … Familie en vrienden kijken naar het kleine gezichtje en zien haar moeder en vader. De nieuwbakken ouders zijn blij met hun dochter, een wonder, een nieuw gezinslid. Als liefhebbende ouders zullen zij haar beschermen, verzorgen, voeden, leiden en onderwijzen. Dit is hun taak én hun vreugde.
God heeft ook kinderen: mannen en vrouwen die Hij gekozen heeft als de zijnen. Er zijn altijd speciale personen geweest die Hij bestempelde als de zijnen, maar aan Abraham beloofde Hij een volk te vormen. Israël zou Gods land worden en haar inwoners, de Joden, zouden zijn zonen en dochters zijn. Door de volgende eeuwen heen was er terechtwijzing en straf, maar ook altijd liefde en genade.
God, de eeuwige Vader, beschermde zijn kinderen en zorgde voor hen. Obadja, het kleinste boek van het Oude Testament, is een dramatisch voorbeeld van Gods antwoord op ieder die zijn kinderen kwaad zou willen doen. Edom was een bergachtig land en besloeg het gebied ten zuidoosten van de Dode Zee, inclusief de spectaculaire stad Petra, die enkele tientallen jaren geleden door archeologen werd ontdekt.
Als nakomelingen van Esau (Genesis 25:19-27:45) waren de Edomieten bloedverwanten van Israël en – net als hun voorvader – waren zij ruwe, dappere en trotse krijgers die woonden in een bijna niet te veroveren bergvesting. Van alle mensen waren zij degenen die hun noordelijke broeders te hulp hadden moeten komen. Maar in plaats daarvan verheugden zij zich over Israëls problemen, namen vluchtelingen gevangen, leverden die uit aan de vijand en plunderden zelfs Israëls platteland.
Obadja bracht Gods boodschap aan Edom. Vanwege hun onverschilligheid tot en verwerping van God, hun lafheid en trots, en hun verraad tegenover hun broeders in Juda, werden zij veroordeeld en zouden ze vernietigd worden.
Het boek begint met de aankondiging dat onheil over Edom zal komen (vers 1-9). Ondanks hun ‘onneembare’ rotskloven en bergen zullen ze niet in staat zijn aan Gods oordeel te ontsnappen. Obadja noemt in de verzen 10-14 de redenen voor hun vernietiging: hun opgeblazen arrogantie tegenover God en hun vervolging van Gods kinderen. Deze korte profetie eindigt met een beschrijving van de dag waarop de Here het oordeel zal vellen over allen die Gods volk kwaad hebben gedaan (vers 15-21).
Tegenwoordig is Gods heilige volk zijn gemeente: alle mensen die voor verlossing op Jezus Christus hebben vertrouwd en Hem hun leven gegeven hebben. Deze mannen en vrouwen zijn Gods wedergeboren en aangenomen kinderen. Wanneer je Obadja leest, probeer dan te zien wat het betekent om Gods kind te zijn en te leven onder zijn liefde en bescherming. Let op hoe de hemelse Vader reageert op allen die degenen die Hij liefheeft willen aanvallen.
Met toestemming overgenomen van Royal Jongbloed uit Het Boek © 2008 Biblica. All rights reserved.
© 2015 - Martin van Toll Producties |